Veel zelfstandige, vaak bijzondere winkels moeten noodgedwongen hun deuren sluiten. Niet omdat ze een achterhaald assortiment hebben of door internet irrelevant zijn geworden; ook niet omdat ze gedateerd zijn of geen service bieden; zelfs niet omdat de consument de hand op de knip houdt en de omzet is teruggelopen. De winkeliers moeten stoppen omdat ze te veel huur betalen. Dat is natuurlijk jammer voor ze, maar niet alleen voor hen. Het is een maatschappelijk verlies en voor ons allen ongewenst. En bovendien niet nodig.
Het gaat om winkels die wel degelijk economisch bestaansrecht hebben. Ze draaien een gezonde omzet. Maar met een veel te hoge huurprijs, afgesproken vóór de crisis en voor vele jaren vastgelegd, krijgen de winkeliers de exploitatie niet rond. Contract openbreken zou je zeggen, maar zo makkelijk gaat dat niet. Eigenaren van winkelpanden zijn vaak grote, internationale spelers. Daar kan de winkelier niet tegen op.
Ja, Ahold en Hema wel. Die zijn zelf groot en machtig en hebben een hele afdeling onroerend goed. Reken maar dat zij de huren al naar beneden hebben onderhandeld. Bovendien, deze ketens houden het langer vol. Zij kunnen het verlies op de ene locatie compenseren met de winst op een andere.
Zelfstandige winkeliers hebben die onderhandelingskracht niet. Een groot aantal is de vijftig gepasseerd en kan geen kant op. Of ze sluiten de winkel en zijn direct werkloos; of ze draaien door met verlies en eten hun pensioen op. Deze laatste groep die de problemen uitstelt is groot. Een deel van het drama is dus nog niet eens zichtbaar. En nu al staan in sommige straten een op de drie panden leeg. Hoe groot is dat getal werkelijk als je de pop-up winkels en de verliesdraaiers wegdenkt?
Helaas pindakaas, kun je denken, zo werkt de markt. Maar het verlies is niet beperkt tot dat van de winkeliers. Het is een maatschappelijk verlies. Door het verdwijnen van lokale winkels wordt de winkelstraat schraal en voorspelbaar. Zelfstandige winkels bepalen immers het lokale karakter van een stad. Ze geven de winkelstraat kleur en doorbreken de eentonigheid van de winkelketens met hun creativiteit en eigenzinnigheid. Ze dragen ook bij aan de cohesie van de buurt. Ze zijn sterk geworteld in de lokale gemeenschap en ze tonen grote betrokkenheid bij het wel en wee van de stad. Ze zijn gezichtsbepalend en inspirerend. Soms al generaties lang.
Dus wij verliezen, de gemeenschap verliest, de gemeente verliest. En het ironische is: de eigenaar verliest uiteindelijk ook. Faillissement betekent leegstand en leegstand betekent helemaal geen huuropbrengsten meer. Van leegstand wordt de straat onaantrekkelijk met meer faillissementen en weer meer leegstand tot gevolg. Verhuurders zijn als de dood de huur te verlagen. Dat schept een precedent en dan gaat het hek van de dam. Dat is korte termijn denken. Zij zouden, zo niet uit maatschappelijk oogpunt, dan toch uit economisch oogpunt hun verlies nu moeten nemen om daarmee de winstgevendheid op termijn veilig te stellen.
En het verlies dat de eigenaar moet nemen is verhoudingsgewijs beperkt. “Corio voelt de crisis ook” kopte deze krant onlangs; de vastgoedbelegger moet 185 miljoen euro afboeken. Een hoop geld. Maar in verhouding tot hun bezit aan winkelpanden ter waarde van 7 miljard, een schijntje (2,6%).
We hoeven dit verlies van banen, bedrijvigheid, participatie en levendigheid in de gemeenschap niet te nemen. Natuurlijk, achterhaalde winkels zullen verdwijnen. Er zijn te veel winkels in Nederland en een herstructurering is aanstaande. Maar in de tussentijd hoeven deze winkels die ondernemend zijn en in de huidige tijd een goede omzet draaien, niet te verdwijnen. Winkels die we ook hard nodig hebben, voor hun service, hun betrokkenheid, hun creativiteit en inspiratie. Winkels die óók de eigenaren van winkelcentra en –straten nog hard nodig zullen hebben om hun rendementseisen te halen.