Moreel appèl op bankiers is moeite waard

Joris Luyendijk’s observatie en analyse (Trouw 6 februari) is zeer waardevol, maar de oplossing die hij aandraagt is dat nog niet. Hij constateert dat het financiële systeem van banken en centrale banken nog steeds verrot en corrupt is – de crisis, alle genomen maatregelen en de beloofde beterschap ten spijt. De mentaliteit in de City is niet veranderd. De mensen die daar werken blijken gevoelloos te zijn voor morele argumenten en het leed van anderen. Zij zijn amoreel. Het doet hen niks dat de belastingbetaler hen gered heeft met zijn spaargeld. Er is geen innerlijk stemmetje dat hun vertelt wat goed en wat fout is en influistert dat hun excessieve rijkdom wellicht pure diefstal is. They couldn’t care less. De oplossing waarmee Luyendijk komt? Pas de wetten aan. We leven in een democratie, dus wij, het volk, hebben de macht om dat te doen en kunnen zo wantoestanden als deze aanpakken.

Zo’n oplossing is nog kansloos. De nationale democratie staat machteloos tegenover een mondiaal, watervlug systeem. Internationale samenwerking komt weliswaar van de grond – de aanpak van belastingontduiking door multinationals bijvoorbeeld boekt successen – en dat is hoopvol, maar er is nog een lange onzekere weg te gaan. Democratische landen in de wereld tonen hun goed wil, maar er zijn ook heel veel niet-democratische landen die steeds belangrijker worden in de mondiale economie en nog weinig op hebben met moraliteit in het financiële systeem.

Daarnaast, de politiek is niet mans genoeg. In de City is het IQ veel hoger. Meer regels leidt enkel tot meer slimmigheden. Een drakenkop eraf en je krijgt er twee nieuwe voor terug.
Maar los daarvan: wat de bankiers deden voor de crisis en nu doen is voor 99% legaal, dus met onze democratische goedkeuring. Wij, het stemgerechtigde volk, voeden het systeem met ons geld. Voor het spel dat ze in de City spelen, reiken wíj het speelgoed aan – in de vorm van geld, leningen en vorderingen – in de hoop een graantje mee te pikken. En zo willen we het kennelijk nog steeds. Inderdaad: wij zijn de City. We roepen wel luid “ boe!” en we bashen de bankiers, maar als het om daden gaat, blijft het stil. We lopen niet massaal over naar een Triodos-achtige bank. Als puntje bij paaltje komt, gaan we voor de laagste rente op onze hypotheek en het hoogste rendement op onze belegging. We onderhandelen niet over een lager salaris. Vraag niet hoe het kan, maar profiteer er van! We hebben boter op ons hoofd. De meerderheid laat het liever bij het oude, en zonder meerderheid geen wetswijzigingen.

Tijd voor een moreel appèl denk je dan, maar jammer genoeg verwerpt Luyendijk dat – nota bene in een Bergrede – omdat dat volgens hem niks zal uitrichten in een amorele omgeving. Maar dat is opgeven voordat je begonnen bent. En we mogen de City en hele bedrijfstakken niet zomaar opgeven. Het vergt moed en doorzettingsvermogen, maar het is de moeite waard. Om bij de bijbel te blijven: Jona stond ook niet echt te springen om naar Ninivé te gaan.

Wil je de wetten veranderen, dan moeten de heersende morele overtuigingen veranderen. In een democratie zijn wetten immers de weerslag van hoe een samenleving denkt over goed en fout. Dus het begint bij moraal en normen en waarden. Daarover praten en daarop aanspreken: dat is een begin. En dat doet Luyendijk overigens met verve.