Mist

16 maart
Het is zeven uur ’s ochtends en ik sta al op het strand. Ik heb een vroege afspraak en ik durf het zwemmen niet een keer over te slaan. Ik ben bang dat ik dan de routine kwijt raak en de verslapping intreedt wat eindigt in helemaal niet meer gaan.
Er hangt mist en ik kan de zee niet zien. Het is wel al licht en nagenoeg windstil. Er heerst een totale stilte. Ik hoor niks, geen verkeer op de boulevard, geen honden, geen mensen. Ook geen golven. De mist dempt zelfs het gekrijs van de meeuwen.
Even overweeg ik mijn zwembroek in de tas te laten – niemand kan mij zien. De appartementen op de boulevard, haar raam onder het dak, zijn onzichtbaar door de mist. Toch trek ik mijn zwembroek aan. Ik houd er serieus rekening mee dat ze ineens uit de mist tevoorschijn komt.
Wanneer de zee rustig en vlak is en het ook eb is, moet ik een heel eind de zee in lopen voordat ik kopje onder kan. Pas voorbij de tweede bank is het water diep genoeg. Al die tijd grijpt het water mij bij de kuiten. Om de stilte niet te verstoren, probeer ik zo min mogelijk te spetteren. Geluidloos glijd ik het water in. Het grijs van de mist en het grijs van de zee zijn bijna niet van elkaar te onderscheiden. Dit lijkt nog het meest op een openingsscène van een Zweedse filmhuis film, bedenk ik terwijl ik een paar slagen richting Engeland maak.
Op de terugweg loop ik bijna in een visnet. Juist op tijd zie ik een gele bal, het lage net zelf komt niet boven het water uit. Ik loop er om heen. Als ik aankom op het strand, worden de contouren van een pick-up truck zichtbaar. Ernaast doemt de gestalte van een forse man op. Een visser in een grote rubberen overall waar de laarzen aan vast zitten, rommelt wat in een kuip aan zijn voeten. Als ik langsloop, kijkt hij verschrikt op. De schok is groter dan ik zou verwachten van zo’n man in zijn element. Alsof hij een geest ziet verschijnen. Hij herstelt zich en buigt zich weer over de kuip. Ik loop door en realiseer mij dat de stilte nooit is onderbroken.